e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Meeswijk) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
olifant olifant: ōəlefa.nt (Meeswijk) Olifant: Bekend slurfdier. III-3-2
omheining tuin: tū.n (Meeswijk) omheining, omtuining van prikkeldraad III-2-1
omslagdoek (alg.) plag: plak (Meeswijk) doek, omslagdoek III-1-3
omtrek, omvang omtrek: omtrek (Meeswijk) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
omweiden omzetten: ǫmzetǝ (Meeswijk) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
omzetten omscheppen: omšø̜pǝ (Meeswijk) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbelangrijk min: min (Meeswijk), niet gewichtig: niet gewichtig (Meeswijk) niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] III-4-4
onbewolkt hel: eͅ.l (Meeswijk), klaar: klaar (Meeswijk) helder, licht || onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] III-4-4
onbruikbaar maken, verbruien bederven: bederven (Meeswijk) onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)] III-4-4