e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinksterbloem lievevrouwehandje: levəvroͅu̯ənɛnjtjə (Meeswijk) pinksterbloem III-4-3
pinstokken (voor de slee) pelen: (vroegere benaming).  peele (Meeswijk), pikken: pikke (Meeswijk), ps. is al omgespeld genoteerd!  pēkə (Meeswijk) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pioen balroos: balruəs (Meeswijk, ... ), pinksterroos: -  pinksterroos (Meeswijk), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  peinsterroes (Meeswijk) Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1
pit van een steenvrucht kering: kern  kēəreŋ (Meeswijk) pit ve vrucht I-7
plaats maken plaats maken: plaats maken (Meeswijk) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plank plank: plaŋk (Meeswijk) In het algemeen een stuk hout waarvan de breedte groter is dan de dikte en de lengte groter dan de breedte. Bij de timmerman heeft het woord plank daarnaast ook nog een meer specifieke betekenis. Het is doorgaans een geschaafd en van messing en groef voorzien stuk hout, dat vaak nog een bepaalde afmeting heeft, namelijk in de breedte tussen 10 en 17.5 cm (4 en 7 duim) en in de dikte tussen 2 en 2.5 cm (0.75 en 1 duim) (Van de Watering, pag. 13). Zoɛn zijdelingse groef in vloerplanken werd in Meeswijk (L 424) en Valkenburg (Q 101) een klik (klek) genoemd. Een ɛdeelɛ is een in de lengte uit een boomstam gezaagd, plat stuk hout, dat nog niet geschaafd is.' [N 50, 73k; N 50, 74b; L 33, 22; L 40, 56; monogr.] II-12
plank, legplank bred: brēǝt (Meeswijk), schap: šā.p (Meeswijk) Plank in een meubel, en dan met name in een kast. [N 56, 133; N 56, 149a; monogr.] II-12
plankmis poedel: Van Dale: poedel, zn. (bij allerlei spelen) mislukte worp.  hij is pudəl (Meeswijk) Poedel: (Bij het kegelen) de worp is foutief. III-3-2
plant (alg.) plant: pla.nt (Meeswijk) plant III-4-3
plantenstek bouture: < fr. bouture;l stukje plant als aflegsel  buty(3)̄r (Meeswijk) aflegsel III-4-3