33191 |
aanaardploeg |
hoogploeg:
ȳǝxplōx (L424p Meeswijk)
|
Een lichte soort ploeg door paardekracht getrokken, die open voren trekt, met een schaar "in de vorm van een varkenssnuit" (zegsman van L 328) of met twee scharen ruggelings tegen elkaar geplaatst, die de grond naar beide zijden wegschuift, tegen de rij aardappelplantjes aan. Met hetzelfde stuk gereedschap kunnen ook de voren worden getrokken waarin gepoot kan worden. Soms geeft de zegsman dat ook uitdrukkelijk aan. Er kan evenwel ook met een normale, d.w.z. éénscharige, ploeg worden gepoot; zie de algemene toelichting bij de paragraaf over het poten. Ook wanneer door de zegsman in het midden is gelaten of de aanaardploeg met paardekracht of door mankracht (zie het lemma Aanaardhandploeg) wordt voortgetrokken, is de opgave hier ondergebracht. In enkele plaatsen in het zuidwesten is wel opgegeven dat er met de ploeg werd aangeaard, zonder dat evenwel het woord voor die ploeg werd opgegeven, dat zijn P 113, 115, 119, 173, 176, 176a, 177, 177a, 180, 187, Q 76 en 79a. [N 12, 25; N J, 8b; JG 1c; monogr.; add uit N 11, 30, 31; N 12, 24]
I-5
|
25067 |
aandeel, part |
portie:
portie (L424p Meeswijk)
|
het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34193 |
aangetaste uier |
lamme deem:
lām dē̜m (L424p Meeswijk)
|
De door ontsteking aangetaste uier of één van de kwartieren die aangetast is. [N 52, 6b; A 48A, 10c, 11b; monogr]
I-11
|
21470 |
aangeven, verklikken |
verklappen:
verklappen (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
fommelen:
foemele (L424p Meeswijk)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
aa:nstôôn (L424p Meeswijk),
bevallen:
bəvàllə (L424p Meeswijk),
gaden:
gaajə (L424p Meeswijk)
|
aanstaan || bevallen || naar zijn gading zijn, bevallen
III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
laten dekken:
lǭtǝ dɛkǝ (L424p Meeswijk)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
19223 |
aanvangen, beginnen |
beginnen:
bəginnə (L424p Meeswijk)
|
beginnen
III-1-4
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
ø̜̄k (L424p Meeswijk)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
22783 |
aap |
aap:
ā.p (L424p Meeswijk)
|
Aap: 1. Vierhandig zoogdier.
III-3-2
|