e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prutswerk gepruts: gəprut(s) (Meeswijk) prullewerk III-1-4
pudding pudding: pødeŋ (Meeswijk) mengsel van meelachtige substantie met melk, pudding III-2-3
puistjes brobbels: brobələ (Meeswijk), brobbeltjes: brubbelkes (Meeswijk) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
pullover pullover: pəlōvər (Meeswijk) pullover: gebreide trui III-1-3
punaise punaise (fr.): punaise (Meeswijk), pə`nēs (Meeswijk) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] || Punaise: duimspijker. III-3-1
punt van het blad van de zeis tip: tøp (Meeswijk) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
punt, stip stip: stip (Meeswijk) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] III-4-4
purper, paarsrood purper: purper (Meeswijk) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4
putter putter: pøͅtər (Meeswijk), puttertje: pötterke (Meeswijk) distelvink, putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] III-4-1
raad raad: raot (Meeswijk) advies III-1-4