18930 |
prutswerk |
gepruts:
gəprut(s) (L424p Meeswijk)
|
prullewerk
III-1-4
|
20651 |
pudding |
pudding:
pødeŋ (L424p Meeswijk)
|
mengsel van meelachtige substantie met melk, pudding
III-2-3
|
18110 |
puistjes |
brobbels:
brobələ (L424p Meeswijk),
brobbeltjes:
brubbelkes (L424p Meeswijk)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
pullover:
pəlōvər (L424p Meeswijk)
|
pullover: gebreide trui
III-1-3
|
21479 |
punaise |
punaise (fr.):
punaise (L424p Meeswijk),
pə`nēs (L424p Meeswijk)
|
een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] || Punaise: duimspijker.
III-3-1
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tøp (L424p Meeswijk)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
stip:
stip (L424p Meeswijk)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L424p Meeswijk)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24227 |
putter |
putter:
pøͅtər (L424p Meeswijk),
puttertje:
pötterke (L424p Meeswijk)
|
distelvink, putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19079 |
raad |
raad:
raot (L424p Meeswijk)
|
advies
III-1-4
|