e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ranken van de wingerd rank: rank ve boon of erwt  ra.ŋk (Meeswijk) I-7
ransuil kransuil: kransuul (Meeswijk) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: gāstəx (Meeswijk) ransig III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Meeswijk) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Meeswijk) rasp III-2-1
rat rat: rat (Meeswijk) rat III-4-2
rauw rauw: roͅ.w (Meeswijk) ongekookt, ongebakken, rauw III-2-3
razen en tieren sjamfoeteren: fr. Jean foutre  sjàmfŏĕttərə (Meeswijk) foeteren, vloeken, tierend opspelen III-1-4
razend van woede razentig: cf. WNT XII-3, p. 432 , s.v. "razend"(razendig, raasdig, raastig)  réúzəntəch (Meeswijk) razend III-1-4
recht vooruitstoten met de armen stoten: stoeəte (Meeswijk) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2