e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoenveter nestel: Ss. schoennistel. NB p. 704: veter, zie NISTEL.  nestəl (Meeswijk), rijgstaartel: Kil. stertel, steertel ligula. WNT: staartel.  re:jstartəl (Meeswijk) schoenveter III-1-3
schoffel schoffel: šofǝl (Meeswijk) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: šofǝlǝ(n) (Meeswijk) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoft schocht: šǫxt (Meeswijk) Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2] I-9
schoftzadel zadel: zāl (Meeswijk) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokschouderen de schouders optrekken: de schowers optrekke (Meeswijk) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schommel schokkel: de schokkel (Meeswijk), Nhd. Schaukel; Mhd. schoc, schocke; Mnd. schucke; Rh. Wb. VII, Karte VII, 22. Schaukel.  šogəl (Meeswijk) Schoggel: Schommel. || Schommel. [ZND 14 (1926)] III-3-2
schommelen schokkelen: šogələ (Meeswijk) Schoggelen: 1. Schommelen. III-3-2
schoolcijfer punt: pønt (Meeswijk) Punt: Waardecijfer. III-3-1
schoolhoofd hoofdmeester: hoofdmeester (Meeswijk) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1