18185 |
schoenveter |
nestel:
Ss. schoennistel. NB p. 704: veter, zie NISTEL.
nestəl (L424p Meeswijk),
rijgstaartel:
Kil. stertel, steertel ligula. WNT: staartel.
re:jstartəl (L424p Meeswijk)
|
schoenveter
III-1-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šofǝl (L424p Meeswijk)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šofǝlǝ(n) (L424p Meeswijk)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33782 |
schoft |
schocht:
šǫxt (L424p Meeswijk)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāl (L424p Meeswijk)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders optrekken:
de schowers optrekke (L424p Meeswijk)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22371 |
schommel |
schokkel:
de schokkel (L424p Meeswijk),
Nhd. Schaukel; Mhd. schoc, schocke; Mnd. schucke; Rh. Wb. VII, Karte VII, 22. Schaukel.
šogəl (L424p Meeswijk)
|
Schoggel: Schommel. || Schommel. [ZND 14 (1926)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokkelen:
šogələ (L424p Meeswijk)
|
Schoggelen: 1. Schommelen.
III-3-2
|
21425 |
schoolcijfer |
punt:
pønt (L424p Meeswijk)
|
Punt: Waardecijfer.
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
hoofdmeester:
hoofdmeester (L424p Meeswijk)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|