33432 |
schuurkelder, aardappelkelder |
kelder:
kɛ.ldǝr (L424p Meeswijk)
|
Onder de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer kan zich een kelder bevinden die ten dele uitgegraven, ten dele hoger dan de begane grond gelegen is. De kelder wordt gebruikt als bewaarplaats voor aardappelen, bieten en soms granen. Opgenomen zijn ook benamingen voor een kelder elders in de schuur of net buiten de schuur, die toegankelijk is vanuit de schuur. Omdat de aardappelkelder, die vroeger veelal onder de oven was (vergelijk het lemma "ovenkelder", (3.1.7), tegenwoordig ook vaak in de schuur te vinden is (waarbij de benaming niet veranderde), zijn de benamingen voor de aardappelkelder hier ook opgenomen, vooral omdat ze overeenstemmen met die voor de kelder onder de tasruimte. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70c en 71d; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 25c; N 5, 136]
I-6
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
šōrpǝpēr (L424p Meeswijk)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.]
II-12
|
33416 |
schuurpoort |
schuurspoort:
šø̄rspōǝ.rt (L424p Meeswijk)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
barak:
bərak (L424p Meeswijk)
|
barak, (houten) gebouw van eenvoudige constructie
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schouw:
sjó.w (L424p Meeswijk)
|
vreesachtig, schrikachtig
III-1-4
|
34117 |
scrotum |
buidel:
byu̯ǝl (L424p Meeswijk)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝn (L424p Meeswijk)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
seͅldərii̯ (L424p Meeswijk),
selderij:
sɛldərej (L424p Meeswijk)
|
[Goossens 1b (1960)]selderij
I-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
meͅeblōm (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk),
-
meibloem (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
meibloom (L424p Meeswijk)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
19866 |
servet |
servet:
sərveͅt (L424p Meeswijk)
|
servet
III-2-1
|