e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vervanger remplaant (fr.): remplaçant (Meeswijk) iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] III-3-1
vervoerbewijs kaartje: kaartje (Meeswijk) het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)] III-3-1
verwarmen, stoken stoken: stōəkə (Meeswijk, ... ), verwarmen: vərwɛrmə (Meeswijk) als brandstof gebruiken || brandend houden, doen branden || een vuur branden om een ruimte te verwarmen || verwarmen, warm maken III-2-1
verwelkt leps: leͅpš (Meeswijk), verlepst: vərlɛpš (Meeswijk) verwelkt III-4-3
verwend kindje bedorven kind: bədòrvə ként (Meeswijk) vertroeteld, verwend kind III-2-2
verzuimen verletten: vərléttə (Meeswijk) verzuimen III-1-4
vest gilet (fr.): B.v. de gilet draagt men onder de jas.  žilē (Meeswijk), vesting: vesting (Meeswijk), wambuisje: Roukens, Wort- und Sachgeographie, p. 198: waumes < Ofr. wambais < Mlat. wambasium < Germ. *wamba buik. J.Schrijnen: Uit Nederlandsch Zuidoostelijk dialectgebied. In: Zeitschrift für Deutsche Mundarten (1923), p. 232-236. P.DHaene, Bijdrage tot het historisch en geografisch onderzoek van Latijnse en Romaanse leenwoorden in de Zuidnederlandse dialecten. Vest. Onuitgegeven manuscript van een licentiaatsverhandeling. KU Leuven, 1946.  weͅiməskə (Meeswijk) 3. <verkl.> ondervest || de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || vest III-1-3, III-3-1
vet te mesten stierkalf duurtje: dø̄rkǝ (Meeswijk) Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a] I-11
vet te mesten vaars vaars: (mv)  vēǝzǝ (Meeswijk) [N 3A, 75c] I-11
vetkaars roetkaars: rø&#x0304tkēəs (Meeswijk) vetkaars III-2-1