21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
remplaçant (L424p Meeswijk)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kaartje (L424p Meeswijk)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stōəkə (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk,
L424p Meeswijk),
verwarmen:
vərwɛrmə (L424p Meeswijk)
|
als brandstof gebruiken || brandend houden, doen branden || een vuur branden om een ruimte te verwarmen || verwarmen, warm maken
III-2-1
|
24555 |
verwelkt |
leps:
leͅpš (L424p Meeswijk),
verlepst:
vərlɛpš (L424p Meeswijk)
|
verwelkt
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kind:
bədòrvə ként (L424p Meeswijk)
|
vertroeteld, verwend kind
III-2-2
|
18931 |
verzuimen |
verletten:
vərléttə (L424p Meeswijk)
|
verzuimen
III-1-4
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
B.v. de gilet draagt men onder de jas.
žilē (L424p Meeswijk),
vesting:
vesting (L424p Meeswijk),
wambuisje:
Roukens, Wort- und Sachgeographie, p. 198: waumes < Ofr. wambais < Mlat. wambasium < Germ. *wamba buik. J.Schrijnen: Uit Nederlandsch Zuidoostelijk dialectgebied. In: Zeitschrift für Deutsche Mundarten (1923), p. 232-236. P.DHaene, Bijdrage tot het historisch en geografisch onderzoek van Latijnse en Romaanse leenwoorden in de Zuidnederlandse dialecten. Vest. Onuitgegeven manuscript van een licentiaatsverhandeling. KU Leuven, 1946.
weͅiməskə (L424p Meeswijk)
|
3. <verkl.> ondervest || de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || vest
III-1-3, III-3-1
|
34054 |
vet te mesten stierkalf |
duurtje:
dø̄rkǝ (L424p Meeswijk)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a]
I-11
|
34070 |
vet te mesten vaars |
vaars:
(mv)
vēǝzǝ (L424p Meeswijk)
|
[N 3A, 75c]
I-11
|
19766 |
vetkaars |
roetkaars:
rø̄tkēəs (L424p Meeswijk)
|
vetkaars
III-2-1
|