e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloem (alg.) kelk: keͅlək (Meeswijk) kelk, bloembladeren III-4-3
bloemknop knop: knop (Meeswijk) bloemknop III-4-3
bloemperk bed: beͅt (Meeswijk), perk: pɛrək (Meeswijk) [Goossens 1b (1960)]vak in een tuin I-7, III-2-1
blussen blussen: bləsschen (Meeswijk) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
bobbel, kleine verhevenheid knobbel: knobbel (Meeswijk) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bodem bodem: būi̯ǝm (Meeswijk) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
bodem van het vat bodem: bōjǝm (Meeswijk) Het ronde sluitstuk dat aan beide kanten van het vat in de kroos wordt aangebracht. De bodem bestaat uit verschillende losse plankjes die met behulp van drevels aan elkaar bevestigd worden. Zie ook afb. 223. [N E, 38a; monogr.] II-12
bodemhout beslag: bǝslāx (Meeswijk  [(dunne wissen)]  ) Wissen waarmee men de bodem vlecht. [N 40, 48; monogr.] II-12
boekweit boekweit: bōkǝnt (Meeswijk) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitdoppen klijen: kli ̞jǝ (Meeswijk) Zemelen van boekweit. [JG 1b; N Q, 15; monogr.] II-3