e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zolder zolder: zøͅldər (Meeswijk) zolder III-2-1
zondagsziekte maandag(s)ziekte: mǭndǝx˲zēktǝ (Meeswijk) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9
zonnebloem zonnebloem: zonəblōm (Meeswijk) Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). III-2-1
zool zool: zǭl (Meeswijk) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen zool: zōͅl (Meeswijk) zool III-1-3
zoon zoon: zôôn (Meeswijk) zoon III-2-2
zoutpot zouttromp: zau̯ttromp (Meeswijk) houten bak waarin het zout bewaard wordt in de keuken III-2-1
zuchten kuimen: kuume (Meeswijk), zuchten: zuchte (Meeswijk) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuiveren knoeien: knoeien (Meeswijk) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zult, preskop preskop: preͅskoͅp (Meeswijk), prɛskoͅp (Meeswijk), geperste hoofdkaas  prɛskoͅp (Meeswijk) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] || varkenskop gekookt, gehakt en geperst III-2-3