18291 |
deuk in een hoed |
deuk:
B.v. Hoed met een deuk.
dø̄ək (L424p Meeswijk),
dumpel:
B.v. in een hoed.
dømpəl (L424p Meeswijk)
|
deuk || deuk: onregelmatige indrukking
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄ər (L424p Meeswijk)
|
deur
III-2-1
|
19862 |
deurknop |
kruk:
krøͅk (L424p Meeswijk)
|
handvat aan een deur om het slot te openen
III-2-1
|
19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
kleͅ.ŋk (L424p Meeswijk)
|
klink
III-2-1
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (L424p Meeswijk)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šīt (L424p Meeswijk)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|
21310 |
dief |
schelm:
sjelm (L424p Meeswijk)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
tablet:
tableͅt (L424p Meeswijk)
|
presenteerblad
III-2-1
|
21756 |
dienstplicht moeten doen |
binnen moeten:
binnenmoeten (L424p Meeswijk)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L424p Meeswijk)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|