e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaiorgel orgel: Enen orgelskramer is ene man die rondgaat met een orgelke.  øͅrgəl (Meeswijk) Orgel: 2. Draaiorgel. III-3-2
drachtig vol: ˲fǫl (Meeswijk) [N 3A, 33] I-11
drachtige merrie vol: vǫ.l (Meeswijk), volle meer: vǫl mēǝr (Meeswijk) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: reͅŋ (sg raŋk) (Meeswijk) [Goossens 1b (1960)] I-7
drank drank: dra.ŋk (Meeswijk) alles wat men drinkt, drank III-2-3
draven draven: drāvǝ (Meeswijk) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreef (Meeswijk), e als in fr. brèf maar dan langer  dreef (Meeswijk) een lange dreef [ZND 23 (1937)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen grijnen: cf. "grinsjen  grĭĕnnə (Meeswijk), grijnzen: fr. grincer  grin’sjə (Meeswijk) grijnen, lamenteren || zeuren en zagen van kinderen (syn. grijnen) III-1-4
driehoekige eg driekantige [eg]: drikɛnjtjegǝ [eg] (Meeswijk) De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
driekleurig viooltje hondsviool: ’‧onsfəjul (Meeswijk), viool: fəjōͅl (Meeswijk) viooltje || viooltje, wild — III-4-3