19330 |
dwarsdrijven |
dwarsdrijven:
dwijsdrieven (L424p Meeswijk),
vregelen:
cf. WNT XXIII, p. 456 s.v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb.: moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten, krakeelen.
vréjələ (L424p Meeswijk)
|
dwars drijven || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
waat ənən dwijsdriever (L424p Meeswijk)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯l (L424p Meeswijk)
|
dweil
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwéngə (L424p Meeswijk)
|
dwingen
III-1-4
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
odəkəlon` (L424p Meeswijk),
reukwater:
B.v. Van Keulen brengen ze altijd reukwater mee.
rø̄kwātər (L424p Meeswijk)
|
eau de Cologne || reukwater
III-1-3
|
25024 |
echo |
nagalm:
nagalm (L424p Meeswijk)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20394 |
echtgenoot |
man:
mààn (L424p Meeswijk),
mens:
meens (L424p Meeswijk)
|
echtgenoot
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vròw (L424p Meeswijk)
|
echtgenote
III-2-2
|
21313 |
eed |
eed:
eid (L424p Meeswijk)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ēͅŋkø͂ͅrkə (L424p Meeswijk)
|
eekhoorn
III-4-2
|