22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
De centervoor zette de corner.
koͅrnər (L424p Meeswijk)
|
Corner: (Voetbal) hoekschop.
III-3-2
|
22358 |
hoepel |
reep:
Nhd. Reif, Reifen; A. Weynen: Taalkaart. De hoepel. Onze taaltuin IX (1940), pag. 275-280.
rèi.p (L424p Meeswijk)
|
Reep: 1. Hoepel.
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
Denominatief van reep.
rèi.pə (L424p Meeswijk)
|
Repen: met de hoepel spelen.
III-3-2
|
18319 |
hoepelrok |
repenrok:
B.v. Hoepelrokken zijn uit de mode.
reͅipəroͅk (L424p Meeswijk)
|
hoepelrok
III-1-3
|
33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
opper:
ǫpǝr (L424p Meeswijk)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
18307 |
hoge herenschoen |
bottine:
boͅten (L424p Meeswijk)
|
hoge schoen
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
buis:
būūs (L424p Meeswijk)
|
hoge hoed
III-2-2
|
23029 |
hoge kaart(en) |
hoge kaart:
Sub hoog.
een hoog kaart (L424p Meeswijk)
|
Een hoge kaart (kaartspel).
III-3-2
|
22024 |
holenduif |
bosduif:
bosdoef (L424p Meeswijk),
boͅzduf (L424p Meeswijk)
|
Bosduif (Columba oenas oenas). || holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)]
III-3-2, III-4-1
|
24323 |
hom |
melkerd:
meͅlkər(t) (L424p Meeswijk)
|
hom, mann. viszaad
III-4-2
|