e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoekschop corner (eng.): De centervoor zette de corner.  koͅrnər (Meeswijk) Corner: (Voetbal) hoekschop. III-3-2
hoepel reep: Nhd. Reif, Reifen; A. Weynen: Taalkaart. De hoepel. Onze taaltuin IX (1940), pag. 275-280.  rèi.p (Meeswijk) Reep: 1. Hoepel. III-3-2
hoepelen repen: Denominatief van reep.  rèi.pə (Meeswijk) Repen: met de hoepel spelen. III-3-2
hoepelrok repenrok: B.v. Hoepelrokken zijn uit de mode.  reͅipəroͅk (Meeswijk) hoepelrok III-1-3
hoeveelheid halmen voor een halve schoof opper: ǫpǝr (Meeswijk) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hoge herenschoen bottine: boͅten (Meeswijk) hoge schoen III-1-3
hoge hoed bij begrafenis buis: būūs (Meeswijk) hoge hoed III-2-2
hoge kaart(en) hoge kaart: Sub hoog.  een hoog kaart (Meeswijk) Een hoge kaart (kaartspel). III-3-2
holenduif bosduif: bosdoef (Meeswijk), boͅzduf (Meeswijk) Bosduif (Columba oenas oenas). || holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] III-3-2, III-4-1
hom melkerd: meͅlkər(t) (Meeswijk) hom, mann. viszaad III-4-2