e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(blijven) plakken (blijven) hangen: hangen (Meeuwen), (blijven) plakken: blijven plakken (Meeuwen) lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)] III-3-1
(iets) bevinden keuren: keuren (Meeuwen) vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)] III-1-4
(met) het hoofd stoten botsen: botsə (Meeuwen), zich botsə (Meeuwen) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen stapels: stapels (Meeuwen) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
(overige) kaartspelen canasten: [< Canasta is een kaartspel, waarbij minimaal 2 spelers nodig zijn. Wanneer het spel door 4 spelers wordt gespeeld dan spelen de 2 personen tegenover elkaar samen.  canasten (Meeuwen), chicago: chicago (Meeuwen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
(overige) kaartspelen: kaarten bijnemen? vreten: fretten (Meeuwen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
(zich) bukken (zich) bukken: zich bokə (Meeuwen) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
21-jan sint-agnes: st agnes (Meeuwen) 21 januari. [N 88 (1982)] III-3-2
<naam> bedenken: bedenken (Meeuwen), trakteren (<lat.): tracteren (Meeuwen) Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] III-3-2
[lijfje] lijf: Gwl. dim. lijfke.  lî.f (Meeuwen), lijfje: Gwl. dim. lijfke.  lijfke (Meeuwen) kledingstuk, het lijf, de romp omsluitend III-1-3