e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselstenen bevochtigen nat schudden: nāt šɛdǝ (Meeuwen), sprenkelen: spreŋkǝlǝ (Meeuwen) Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a] II-9
metselwerk in natuursteen moellonmetswerk: mǝlonmɛtswšrǝk (Meeuwen) Metselwerk waarbij natuursteen wordt gebruikt. Daarbij onderscheidt men muren vervaardigd van natuurlijke, onbehakte stenen, muren van onregelmatige breuksteen en muren van regelmatige breuksteen. In Q 121 werden natuurstenen, vrij recht behakt, ongeveer in halfsteensverband gemetseld. Men noemde dit: 'in lagen gewerkt' ('en lǫagǝ jǝwerǝkt'). Wanneer men in dit verband af en toe een steen rechtop verwerkte, sprak men van een 'oud-duits verband' ('alt˱dǫjtš ˲vǝrbaŋk'). Veelhoekige stenen van allerlei vorm werden gemetseld in 'cyclopenverband' ('tsiklōpǝnvǝrbaŋk'). [N 31, 31a; monogr.] II-9
metselzand chape-zand: šap˲zant (Meeuwen), gewassen zand: gǝwasǝ zant (Meeuwen), magere zand: māgǝrǝ zant (Meeuwen), metszand: mɛtszānt (Meeuwen), mɛts˲zant (Meeuwen), plekzand: plɛk˲zant (Meeuwen), scherp zand: šɛrǝp ˲zant (Meeuwen), scherpe zand: sxɛrpǝ zant (Meeuwen), vette zand: vɛtǝ zant (Meeuwen) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
metworst braadworst: braotwòrst (Meeuwen), saucijs: saucisse  səsis (Meeuwen) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
meubelmaker meubelmaker: mībǝlmākǝr (Meeuwen), mībǝlmē̜kǝr (Meeuwen) Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.] II-12
meubelstuk, meubel meubel: mībəl (Meeuwen), Hun hiêl miêbel stòngen op stroat  miêbel (Meeuwen) meubel III-2-1
mevrouw madam (<fr.): medam (Meeuwen) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] III-3-1
miauwen miauwen: miáu.ə (Meeuwen) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) middag: middig (Meeuwen) middag [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje ungeren (zn.): inərə (Meeuwen) Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2