e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruk snok: snuk (Meeuwen) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukken trekken: trikken (Meeuwen) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rukwind rukwind: rukwind (Meeuwen), windstoot: windstoot (Meeuwen) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
runderhorzel, horzel buigel: boͅugəls (Meeuwen), buigel (Meeuwen), horzel: huursel (Meeuwen), hy(3)̄rsəl (Meeuwen), horzel  hūirsələ (Meeuwen) horzel [ZND 27 (1938)] || insect II [Goossens 1b (1960)] || insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve angel: angel (Meeuwen), runderhorzel doet dat  a.ŋəl (Meeuwen) larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderlap biefstuk: bifstɛk (Meeuwen) biefstuk III-2-3
rundvee veestapel: viǝstā.pǝl (Meeuwen) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: rops (Meeuwen), rups (Meeuwen), ròps (Meeuwen) rups || rups rups [DC 46 (1971)] || rups, vlinderlarve III-4-2
rups (kermis) rups: Cfr. rupsband.  rops (Meeuwen) Rups: kermisvermaak. III-3-2
rusten schoften: ṣoftə (Meeuwen) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2