e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaap slaap: slo.p (Meeuwen), sloͅp (Meeuwen) slaap [N 10b (1961)] || Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)] III-1-1, III-1-2
slaapmuts slaapmuts: slo.pmɛts (Meeuwen) slaapmuts III-1-3
slabbetje, spuugdoekje zeverlapje: zĭĕjvərlèpkə (Meeuwen) zeverlap III-2-2
slachten slachten: slaxtǝ (Meeuwen) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag lap: lap om dien uren (Meeuwen), slag: sla.ch (Meeuwen) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] III-1-2
slaghout bij het beugelen slager: slɛ.gər (Meeuwen) Sleger: Langwerpig, driehoeking plankje met handvat, gebruikt bij het kegelspel. III-3-2
slagroom slagroom: slaagruim (Meeuwen) slagroom III-2-3
slak slak: slek (Meeuwen), slɛk (Meeuwen) slak || slak, alg. [RND] III-4-2
slangwaterpas pasdarm: pás˱dɛrǝm (Meeuwen) Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is, bestaande uit twee glazen buisjes die onderling verbonden zijn met een slang. De waterpas is gevuld met een vloeistof en werkt volgens het principe van de communicerende vaten. [monogr.; N 30, 12a add.] II-9
slank slank: slaŋk (Meeuwen) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] III-1-1