e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speels speels: speels (Meeuwen), spīls (Meeuwen) geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] III-1-4
speen fots: ontrondingsgebied  fiets (Meeuwen), tutter: tutter (Meeuwen) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)] III-2-2
speen van de koe deem: dīǝm (Meeuwen) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spek (Meeuwen), spɛk (Meeuwen, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] || varkensvlees III-2-3
speklaag band: bānt (Meeuwen) Band van natuursteen die in baksteenmetselwerk is aangebracht. Zie ook afb. 44 en het lemma 'Sierlaag'. In Q 111 noemde men een huis met speklagen een 'spekhuis' ('šp'khūs'). [N 31, 31c; monogr.] II-9
spel (alg.) spel: spi.l (Meeuwen) Spel. III-3-2
speld speld: spael (Meeuwen) speld III-1-3
spelden opspelden: opspɛlǝ (Meeuwen) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
spelen (alg.) spelen: spi.lə (Meeuwen) Spelen. III-3-2
speler die twee beurten heeft dam: bij het damspel  dam (Meeuwen) Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)] III-3-2