e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stier looi: lȳi̯ (Meeuwen), var: var (Meeuwen), vār (Meeuwen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stijf: stif (Meeuwen) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop kwade saro: Het is afgel, van het reg.ww. sarren en het zn. een sar: plaaggeest z ook sakker, gedwèringde  eine koaje saro (Meeuwen), lastige saro: eine lestige saro (Meeuwen), sakker: sakker (Meeuwen), stijfkop: sti-jfkop (Meeuwen), stijfkop (Meeuwen), stīēfkòp (Meeuwen), stijverik: sti-jferik (Meeuwen), warserik: wèèrserik (Meeuwen), warskop: werskop (Meeuwen), wēͅrskoͅp (Meeuwen), wèèrskop (Meeuwen, ... ), warszak: wèèrszak (Meeuwen) dwarskop || iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || koppigaard || kwaadaardige dwarskop || strijfkop III-1-4
stijfkoppig wars: wers (Meeuwen), wēͅrs (Meeuwen) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfsel stijfsel: stifsəl (Meeuwen) stijfsel III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stēvbī.gǝls (Meeuwen) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stijve mortel stijve mortel: stīvǝ mortǝl (Meeuwen), te helle mortel: tǝ hɛlǝ mortǝl (Meeuwen) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stikken stikken: stikə (Meeuwen) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stiksteek achtersteek: achtersteek (Meeuwen), stiksteek: stekstēk (Meeuwen) Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46] II-7
stille regen malse regen: ənə màlsə réégə (Meeuwen), sneeuwregen: sneeuwregen (Meeuwen) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4