e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vork chette: šeͅt (Meeuwen), fourchette: fəršeͅt (Meeuwen) vork || vork (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
vorst, het vriezen vreer: de vrèèr (Meeuwen), vrēͅr (Meeuwen) vorst, het vriezen III-4-4
vorstpan rieten vorstpan: rētǝ vorstpán (Meeuwen), vorstpan: vorstpán (Meeuwen  [(id)]  ) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos vos: voͅs (Meeuwen) vos III-4-2
vos, vospaard voes: vűs (Meeuwen) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
vouw plooi: pluuj (Meeuwen, ... ), ply.i (Meeuwen), vouw: va.uw (Meeuwen) de vouw in de broek [N 59 (1973)] || plooi || vouw III-1-3
vrachtwagen camion (fr.): kamijo (Meeuwen), kamijon (Meeuwen), ps. omgespeld volgens RND!  kamijōͅ (Meeuwen) camion || een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)] III-3-1
vreugde deugd: deugd (Meeuwen), lol: lol (Meeuwen), loͅl (Meeuwen), plezier: plezier (Meeuwen), pləzēͅr (Meeuwen) een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] III-1-4
vriend kameraad: kameraad (Meeuwen), kaməro.t (Meeuwen), kamərōͅt (Meeuwen) vriend [RND] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] III-3-1
vriend, kameraad vriend: vrînt (Meeuwen) vriend III-2-2