e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke kat kat: kát (Meeuwen), moer: moor (Meeuwen), mōr (Meeuwen) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Meeuwen) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenklomp fletsertje: flɛtsǝrkǝ (Meeuwen) Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.] II-12
vrucht zetten spelen: spiêle (Meeuwen) vruchtzetten III-4-3
vuil waterx mooswater: mooswater (Meeuwen), vuil water: vuilwater (Meeuwen), vŭŭl wààtər (Meeuwen) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: vyst (Meeuwen) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuistslag op de rug dof: dof (Meeuwen) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2
vuurvaste mortel leem: līm (Meeuwen), vuurvaste mortel: vēǝrvastǝ mortǝl (Meeuwen) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen vuurvaste stenen: vē.rvastǝ stęjn (Meeuwen) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
waaienx waaien: wejje (Meeuwen) waaien III-4-4