18914 |
ijverig |
ijverig:
ijverig (L364p Meeuwen),
ivərəx (L364p Meeuwen),
ĭĕvərich (L364p Meeuwen),
vlijtig:
vleͅi̯təx (L364p Meeuwen),
vlijtig (L364p Meeuwen)
|
ijverig || met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
hiezel (L364p Meeuwen),
De beim woare bei-jzeldsj.
(h)i-jzel (L364p Meeuwen),
rijm:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).
ri-jm (L364p Meeuwen)
|
ijzel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijsregenen:
iesreingelen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
ijzelen:
hiezelt (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
[hiz\\ld\\, g\\hiz\\lt].
hizələ (L364p Meeuwen)
|
ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] || ijzelen, bevriezen van neerslag
III-4-4
|
18870 |
ijzen |
griezelen:
grizələ (L364p Meeuwen)
|
vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L364p Meeuwen),
gaffeltje:
gɛfęlkǝ (L364p Meeuwen)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
beeldje:
bēləkə (L364p Meeuwen)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
hapsnap:
hapsnap (L364p Meeuwen),
z en z:
zò en zò (L364p Meeuwen)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kisten (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
kistə (L364p Meeuwen)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)] || in de doodskist leggen
III-2-2
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
dofə (L364p Meeuwen)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19449 |
in de tuin werken |
hoven:
hoven (L364p Meeuwen),
hōͅvə (L364p Meeuwen),
in de hof werken:
in den hof werken (L364p Meeuwen)
|
Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|