21912 |
kaal duivenjong |
kakjong:
Van alle vogels.
kàGjoŋk (L364p Meeuwen)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21047 |
kaam |
schimmel:
šemǝl (L364p Meeuwen)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaien:
kūi̯iə (L364p Meeuwen),
kaantjes
kuje (L364p Meeuwen),
krappeltjes:
Verwant aan krep (dunne stof) Mo bakde mich eine bògkeskook möt kreppelkes spek in
kreppelke (L364p Meeuwen)
|
gebraden stukje spek || kanen [Goossens 1b (1960)] || uitgebraden stukjes spek waarvan het vet is weggeschept
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kars (L364p Meeuwen)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
19422 |
kaarsendomper |
domper:
doemper (L364p Meeuwen),
kaarsendomper:
karsəndoͅmpər (L364p Meeuwen)
|
kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] || Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22392 |
kaart met prentje |
mannetje:
menneke (L364p Meeuwen)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka:rtə (L364p Meeuwen),
/
kaarte (L364p Meeuwen),
Ss. kaartclub.
ka:rtə (L364p Meeuwen)
|
kaart spelen [SND (2006)] || kaarten [RND] || Kaarten: kaartspelen.
III-3-2
|
22395 |
kaarten bijnemen |
rapen:
rapen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
kaarten:
kaarten (L364p Meeuwen),
tuisen:
tuisen (L364p Meeuwen)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22628 |
kaarten, een spelletje kaarten |
boom:
bø.ym (L364p Meeuwen)
|
Boom: (in het kaartspel) een bepaald aantal spelen.
III-3-2
|