18613 |
baret |
baret (<fr.):
barɛt (L364p Meeuwen)
|
baret
III-1-3
|
24120 |
barmsijs |
stompstaartje:
stòmpstertsje (L364p Meeuwen)
|
barmsijs
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
baerəvəs (L364p Meeuwen),
berrevots (L364p Meeuwen),
barvoets:
bae.rvəs (L364p Meeuwen)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
20878 |
basterdsuiker |
potsuiker:
potsòkker (L364p Meeuwen),
meelsuiker
poͅtsokər (L364p Meeuwen)
|
fijne bruine suiker || potsuiker
III-2-3
|
19313 |
bazige vrouw |
gendarme (fr.):
Van een wat overmatig struis vrouwmens wordt wel eens gezegd: Det is ein echte zjendermekweekster
zjenderm (L364p Meeuwen)
|
Brutaal en bazig manwijf
III-1-4
|
19730 |
bed |
bed:
beͅt (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
Midden in böd ligke: het grootste voordeel aan zijn kant krijgen Ein böd(de) koots: beddekoets Eine bödpòngel: schertsend voor slaapgenoot Eme(s) van böd op struuj helpe: van de regen in de drup helpen
böd (L364p Meeuwen),
kooi:
kuuj (L364p Meeuwen)
|
bed [RND] || bed als slaapplaats
III-2-1
|
19683 |
beddek |
deksel:
deͅksəl (L364p Meeuwen)
|
dekens
III-2-1
|
19392 |
beddenhemel |
hemel:
hemel (L364p Meeuwen),
hemelbed:
hemelbed (L364p Meeuwen)
|
Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
beddenlaken:
beͅdəlākən (L364p Meeuwen)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
een steek onder water geven:
een steek onder water (L364p Meeuwen)
|
iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|