22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
Speel klaveren (ook klee) uit; ik heb twee klaveren.
klɛ.vərə (L364p Meeuwen),
verbogen vorm van "klie
klɛvərə (L364p Meeuwen),
kleen:
klie (L364p Meeuwen),
Sub klaveren: Speel klaveren (ook klee) uit.
klee (L364p Meeuwen)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren: kaartspel.
III-3-2
|
22396 |
klaverjassen (kaartspel) |
klaverjassen:
klaverjassen (L364p Meeuwen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24867 |
klaverzuring |
zulker:
zilker, silker (L364p Meeuwen)
|
klaverzuring
III-4-3
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
kleiage (L364p Meeuwen),
kleren:
klei-er (L364p Meeuwen),
Mv. [kl.ij\\r]
klɛ.ijər (L364p Meeuwen)
|
[kleren] || Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)]
III-1-3
|
18172 |
kleed |
kleed:
Mv. [kl.ij\\r]
klɛ.it (L364p Meeuwen)
|
kleed
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
einə borstel (L364p Meeuwen)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
kapstok:
kapstok (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen,
L364p Meeuwen),
klederhanger:
kleierhanger (L364p Meeuwen)
|
Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)] || Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.]
II-7, III-2-1
|
19677 |
kleerkast |
klederkast:
kleͅi̯ərkas (L364p Meeuwen)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
kist:
kis (L364p Meeuwen)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
schreuder:
šri-jǝr (L364p Meeuwen)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|