18216 |
korte laars |
get:
get (L364p Meeuwen),
getten (L364p Meeuwen)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
halflange jas:
halflange jas (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
kontenklatser:
konteklatser (?) (L364p Meeuwen),
gemaakt van oude lange
kónteklatser (L364p Meeuwen)
|
korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
29971 |
korteling |
korteling:
kortleŋ (L364p Meeuwen
[(meervoud: kortleŋs)]
),
mannetje:
mɛnǝkǝ (L364p Meeuwen)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|
26630 |
kortmeel |
kortmeel:
kǫrtmę̄l (L364p Meeuwen)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
21876 |
kostbaar |
duur:
(= kostelijk).
duur (L364p Meeuwen),
kostelijk:
kostelijk (L364p Meeuwen)
|
veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23274 |
koster |
koster:
kèster (L364p Meeuwen),
kɛstər (L364p Meeuwen),
doffe e
kester (L364p Meeuwen)
|
koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|
21550 |
kostschool |
pensionaat (<fr.):
pensionaat (L364p Meeuwen)
|
kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kɛrbənāiə (L364p Meeuwen),
gebraden runder- of varkensrib
keͅrməna.i̯ (L364p Meeuwen),
onmiddelijk bereid nadat het varken geslacht is uit spek en andere stukjes vlees, gestoofd in eigen vet
kermenaai (L364p Meeuwen),
zonder rib
keͅrbənōͅjə (L364p Meeuwen),
kotelet:
koͅrtəlɛt (L364p Meeuwen),
koͅrtə’leͅtə (L364p Meeuwen),
Fr. côtelette
kortelöt (L364p Meeuwen),
rib:
met rib
reͅp (L364p Meeuwen)
|
gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)] || karbonade || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || karmonade || kotelet || kotelet, gebraden ribstuk || koteletten [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
gedauwd:
geduitsj (L364p Meeuwen),
gedompt:
gədimpt (L364p Meeuwen),
gemist:
gemist (L364p Meeuwen),
mistig (weer):
mistig (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, nevelig
III-4-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kautfe.r (L364p Meeuwen)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|