30089 |
metselstenen bevochtigen |
nat schudden:
nāt šɛdǝ (L364p Meeuwen),
sprenkelen:
spreŋkǝlǝ (L364p Meeuwen)
|
Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a]
II-9
|
30154 |
metselwerk in natuursteen |
moellonmetswerk:
mǝlonmɛtswšrǝk (L364p Meeuwen)
|
Metselwerk waarbij natuursteen wordt gebruikt. Daarbij onderscheidt men muren vervaardigd van natuurlijke, onbehakte stenen, muren van onregelmatige breuksteen en muren van regelmatige breuksteen. In Q 121 werden natuurstenen, vrij recht behakt, ongeveer in halfsteensverband gemetseld. Men noemde dit: 'in lagen gewerkt' ('en lǫagǝ jǝwerǝkt'). Wanneer men in dit verband af en toe een steen rechtop verwerkte, sprak men van een 'oud-duits verband' ('alt˱dǫjtš ˲vǝrbaŋk'). Veelhoekige stenen van allerlei vorm werden gemetseld in 'cyclopenverband' ('tsiklōpǝnvǝrbaŋk'). [N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
chape-zand:
šap˲zant (L364p Meeuwen),
gewassen zand:
gǝwasǝ zant (L364p Meeuwen),
magere zand:
māgǝrǝ zant (L364p Meeuwen),
metszand:
mɛtszānt (L364p Meeuwen),
mɛts˲zant (L364p Meeuwen),
plekzand:
plɛk˲zant (L364p Meeuwen),
scherp zand:
šɛrǝp ˲zant (L364p Meeuwen),
scherpe zand:
sxɛrpǝ zant (L364p Meeuwen),
vette zand:
vɛtǝ zant (L364p Meeuwen)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
braadworst:
braotwòrst (L364p Meeuwen),
saucijs:
saucisse
səsis (L364p Meeuwen)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32088 |
meubelmaker |
meubelmaker:
mībǝlmākǝr (L364p Meeuwen),
mībǝlmē̜kǝr (L364p Meeuwen)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
19757 |
meubelstuk, meubel |
meubel:
mībəl (L364p Meeuwen),
Hun hiêl miêbel stòngen op stroat
miêbel (L364p Meeuwen)
|
meubel
III-2-1
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
medam (L364p Meeuwen)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miáu.ə (L364p Meeuwen)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middig (L364p Meeuwen)
|
middag [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
ungeren (zn.):
inərə (L364p Meeuwen)
|
Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|