e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nauwgezet; nauwgezet persoon juist: juist (Meeuwen), nauw: naauw (Meeuwen), secuur: secuur (Meeuwen), səky(3)̄r (Meeuwen), səkééər (Meeuwen), stipt: stipt (Meeuwen), éé is stipt (Meeuwen) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] || nauw, alles scherp nagaan III-1-4
navel navel: na.vəl (Meeuwen) Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
neef cousin (fr./du.): keuzien (Meeuwen), neef: nééf (Meeuwen) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Meeuwen) luize?i III-4-2
negblokken klossen: klosǝ (Meeuwen), sluitstenen: slȳtstęjn (Meeuwen) Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a] II-9
negenoog negenoog: ne.gənuuch (Meeuwen, ... ) Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
nek nek: neͅk (Meeuwen), nɛk (Meeuwen) nek [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
nemen, pakken nemen: nēmə (Meeuwen), pakken: pakke (Meeuwen) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
nest nest: nöst (Meeuwen) vogelnest III-4-1
nestverlater steg: stègk (Meeuwen), de pietekes zijn bijkans steig  stɛix (Meeuwen), steg jong: steig jong (Meeuwen) beginnend uit te vliegen || jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] || vluk, op t punt staan uit te vliegen III-4-1