24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
peŋkstǝrblum (L364p Meeuwen)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.]
I-5
|
23287 |
pinksteren |
pinksteren:
pinksteren (L364p Meeuwen)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
ijspikken:
ispēk (L364p Meeuwen),
ijsstekken:
iesstekken (L364p Meeuwen),
pikken:
pēkə (L364p Meeuwen)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] || pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)]
III-3-2
|
25253 |
pint, maat van 0,5 liter |
pintje:
pi-jntsj (L364p Meeuwen)
|
inhoudsmaat: pint
III-4-4
|
20060 |
pioen |
stinkroos:
stinkruus (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
varken:
verke (L364p Meeuwen),
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wilverken (L364p Meeuwen)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)] || pissebed, ongedierte
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
baak:
baak (L364p Meeuwen),
keets:
keetse (L364p Meeuwen)
|
kern [ZND 01 (1922)] || pit, kern ve vrucht
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
keets:
keets (L364p Meeuwen),
keetse (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
kern:
kèèn (L364p Meeuwen),
kɛər (L364p Meeuwen)
|
[RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] [ZND m]pit van appelen, peren, enz.
I-7
|
24974 |
plaats maken |
plaats maken:
pla.ts ma.kə (L364p Meeuwen)
|
ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20411 |
plaatsvervangende peetoom |
geleende peteren:
geliende pietere (L364p Meeuwen)
|
peter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware peter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|