e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurpapier schuurpapier: šōrpǝpēr (Meeuwen), šūrpǝpēr (Meeuwen) Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.] II-12
schuurpoort schuurdeur: šērdīǝ.r (Meeuwen) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuurtje schop: chop (Meeuwen), schop (Meeuwen), šoͅp (Meeuwen) Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] III-2-1
schuw schuw: sjŭŭw (Meeuwen) schuw III-1-4
scrotum beugel: bī.gǝl (Meeuwen) Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b] I-11
seksen sekken: sɛkǝ (Meeuwen), seksen: sɛksǝ (Meeuwen) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12
selderij selderie: seͅldərii̯ (Meeuwen) [Goossens 1b (1960)] I-7
servies servies: servies (Meeuwen, ... ), sərvī.s (Meeuwen), Hiêrt dèè uich bi-j het servi-js: hoort die ook bij het gezelschap  servi-js (Meeuwen) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] || servies III-2-1
servituut ingat: i.ga.t (Meeuwen) ingang van een akker, waarlangs men er met de kar op kan rijden III-3-1
sierkleedje, antimakassar doekje: deekske (Meeuwen), handwerkje: handwerkske (Meeuwen), lapje: lapke (Meeuwen), lepke (Meeuwen), sierlapje: is sierlapje  seerlepke (Meeuwen) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1