22704 |
bikkelen |
bikkelen:
/
bikkelen (L364p Meeuwen)
|
??????? [SND (2006)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bil:
bel (L364p Meeuwen),
bil (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9, III-1-1
|
22636 |
biljart |
biljart:
bi̯lja:r (L364p Meeuwen)
|
Biljart.
III-3-2
|
23133 |
biljartstok |
keu:
kø (L364p Meeuwen)
|
Keu: Biljartstok.
III-3-2
|
21878 |
billijk |
niet te duur:
niet te duur (L364p Meeuwen),
redelijk:
redelijk (L364p Meeuwen),
schappelijk:
schappelijk (L364p Meeuwen)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbīr (L364p Meeuwen),
bęnǝbīǝr (L364p Meeuwen)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
19444 |
binnenplaats |
achteruit:
De keiner spèèldzjen oppen drees en oppen achterût
achterût (L364p Meeuwen),
cour (fr.):
koer (L364p Meeuwen),
kuur (L364p Meeuwen),
cour-tje:
koerke (L364p Meeuwen)
|
binnenplaats || de binnenkoer || Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21820 |
binnensmonds praten |
femelen:
femelen (L364p Meeuwen),
mompelen:
mompelen (L364p Meeuwen),
sammelen:
WNT: zammelen, bijvorm van sammelen. In dit woord kon oorspr. s in anlaut stemhebben worden, óf, in de positie vóór korte vocaal gevolgd door geminaat, stemloos blijven. 1. Bij sammelen in de als eenige gegeven bet. treuzelen e.d.; -2. Ook nog in de bet. lawaai maken.; -3. Tenslotte in de bet. zeuren, zaniken. (NB Van Dale: *zammelen).
sammelen (L364p Meeuwen)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18225 |
binnenstebuiten |
averechts:
averechts (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
B.v. Zijn jas averechts aanhebben.
ɛ.vraexs (L364p Meeuwen)
|
averechts || binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
28837 |
binnenvoering |
stijfdoek:
stīfdōk (L364p Meeuwen)
|
Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133]
II-7
|