e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sporkehout hondshout: honshø͂ͅyt (Meeuwen) vuilboom III-4-3
sport van een stoel spon: spòn (Meeuwen), sproot: Ki-jk ût möt de leijer, want ein paar sprute zeen gebruke  spruut (Meeuwen), treem: triêm (Meeuwen) de sport van een stoel || dwarshout van een stoel || sport van een stoel III-2-1
sporten sproten: sprūi̯.tǝ (Meeuwen) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
sportvest blazer (eng.): Soms met grote blinkende knopen.  blɛ.zər (Meeuwen), sportjas: sportjas (Meeuwen), met plooie en band  sportjas (Meeuwen) een sportvest [N 59 (1973)] || sportjasje van lichte ruwe stof III-1-3
spotten er de zot mee houden: er de zat mee houden (Meeuwen), er de zot mee houden (Meeuwen), lollen: lollen (Meeuwen), spotten: spotten (Meeuwen), spoͅtə (Meeuwen), zottebollen: zottebollen (Meeuwen), zwanzen: zwanzə (Meeuwen), Van Dale: zwanzen, (gew.) grappen vertellen; streken uithalen.  zwanzə (Meeuwen) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
spouw spouw: spǫw (Meeuwen) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9
spouwanker spouwhaak: [spouw]hǭk (Meeuwen  [(meervoud: -hē̜k)]  ), spouwijzer: [spouw]izǝr (Meeuwen) Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.] II-9
spouwlat spouwlat: [spouw]lat (Meeuwen) Lat die tegen de muurzijde van de stijl wordt geslagen en in de spouw past. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 55, 15; N 32, 11b; monogr.] II-9
spouwmuur spouwmuur: spǫw[muur] (Meeuwen) Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.] II-9
spreeuw spreeuw: sprief (Meeuwen), spriêf (Meeuwen), sprīf (Meeuwen) spreeuw [ZND 43 (1943)] III-4-1