25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (L364p Meeuwen),
Opm. vaak ook in de betekenis van naar de maan gaan (naar de bliksem) of er de brui aan geven (van iets de bliksem geven).
bleksəm (L364p Meeuwen)
|
bliksem || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemaflei(d)er (L364p Meeuwen),
bliksemafleider (L364p Meeuwen),
bliksemafleier (L364p Meeuwen),
donderroe:
donderroe (L364p Meeuwen)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
Opm. het begrip weerlichten is gebruikelijker.
bleksəmə (L364p Meeuwen),
weerlichten:
ps. deels omgespeld volgens Frings!
het [wēͅr}licht (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen, weerlichten || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
30444 |
blind anker |
blinde anker:
blenǝn aŋkǝr (L364p Meeuwen)
|
Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a]
II-9
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blinddoeken:
blinddoeken (L364p Meeuwen),
blindemannetje:
blindemanneke (L364p Meeuwen)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
bliŋkə (L364p Meeuwen)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blut (L364p Meeuwen)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18138 |
bloeduitstorting |
gele plek:
geel plekken (L364p Meeuwen)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodworst (L364p Meeuwen),
worst:
woͅrst (L364p Meeuwen)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloodzûger (L364p Meeuwen),
bloedzuiker:
blūtzykər (L364p Meeuwen),
echel:
ɛxəl (L364p Meeuwen),
in de uitdrukking: "z?pen es ein echel
echel (L364p Meeuwen)
|
bloedzuiger || bloedzuiger, ringworm
III-4-2
|