e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vals spel foetelarij: foetelarij (Meeuwen, ... ) [Vals spel]. || Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals spelen foetelen: foetelen (Meeuwen, ... ), fytələ (Meeuwen), Fr. foutre; WNT.  fytələ (Meeuwen) Foetele[n]: kaartspel. || Foetele[n]: oneerlijk zijn (inz. bij het spel). || Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
vals splitje toe slipje: tȳw slepkǝ (Meeuwen) Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b] II-7
valse glans blink: bleŋk (Meeuwen) Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b] II-7
valsspeler foetelaar: foetelaar (Meeuwen), fytəlɛ:r (Meeuwen), zeurzak: zeurzak (Meeuwen) Foetelaar: bedrieger. || Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsteiger onderste stelling: oŋǝrstǝ stɛleŋ (Meeuwen), onderstelling: ǫnǝrstɛleŋ (Meeuwen) Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.] II-9
van hoge afkomst van sjiek volk: van sjik volk (Meeuwen) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van katoen geven buzze geven, kemp,: kletsuur geven (Meeuwen), capide geven: cf. WBD i.v. "s.v. "capide geven  kəpitxēͅvə (Meeuwen), gas geven: gas geven (Meeuwen) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] || welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)] III-1-4
van veren wisselen rijzen: rīzǝn (Meeuwen), ruizelen: rii̯zǝlǝ (Meeuwen) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vange (Meeuwen), vangə (Meeuwen) vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2