29898 |
ventilatiepan |
lochtpan:
lǫxtpan (L364p Meeuwen),
verlochtingspan:
vǝrloxteŋspán (L364p Meeuwen)
|
Dakpan met een ventilatie-opening. Een dergelijke opening werd in Q 202 een loftlok (loflǭk) genoemd. [N 32, 45a]
II-8
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
vəranərə (L364p Meeuwen)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
vərbergə (L364p Meeuwen),
Zelfde uitspraak.
verbergen (L364p Meeuwen)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
29894 |
verbeterde pan |
kantpan:
kāntpán (L364p Meeuwen)
|
Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.]
II-8
|
21433 |
verbeuzelen |
verpraten:
verpraten (L364p Meeuwen)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
vərbinə (L364p Meeuwen)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30236 |
verblinding |
blind metswerk:
blent mɛtswē̜rǝk (L364p Meeuwen)
|
De gemetselde laag stenen waarmee de latei aan het oog wordt onttrokken. Zie voor de woordtypen 'streklaag', 'strek', 'rollaag', 'rol' en 'koplaag' ook de toelichting bij de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Koppenlaag'. [N 32, 15d]
II-9
|
18940 |
verbruien |
begaden:
begaaien (L364p Meeuwen),
bəgājə (L364p Meeuwen),
mislukken:
meslēͅkə (L364p Meeuwen),
mislukken (L364p Meeuwen),
verknoeien:
verknoeien (L364p Meeuwen),
vərkny(3)̄jə (L364p Meeuwen)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21798 |
verdachte zaak |
niet meer aan uit te kunnen:
niet meer aan uit te kunnen (L364p Meeuwen),
niet pluis:
niet pluis (L364p Meeuwen),
niet rooskleurig:
niet rooskleurig (L364p Meeuwen)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30472 |
verdekken |
pannen herlegen:
pánǝ hɛrlęjgǝ (L364p Meeuwen),
ten goede leggen:
tǝ gōj lęgǝ (L364p Meeuwen)
|
De pannen definitief leggen. Zwiers II merkt op pag. 512 over het 'verdekken' op: ø̄Het goed en gelijk leggen der dakpannen op een beschoten dak, hetgeen pas geschiedt, nadat eerst het geheele dak ten ruwste gedekt is, ten einde het gebouw zoo vlug mogelijk waterdicht te maken. Bij het verdekken moet elke pan door klinken goed worden nagezien, of ze zonder bersten is en, waar noodig, iets afgehakt worden, wat bij Hollandsche pannen bijna altijd het geval is, ten einde ze goed sluitend te kunnen leggen.ø̄ [N 32, 47b]
II-9
|