20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vri-je (L364p Meeuwen),
vrijen (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
vrĭĕjjə (L364p Meeuwen)
|
verkeren || verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
verkillen:
vərkilə (L364p Meeuwen)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
verkild:
verkild (L364p Meeuwen)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
(het) krocht:
kroxt (L364p Meeuwen),
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
x bin vɛrkaut (L364p Meeuwen),
snotteren:
snǫtǝrǝ (L364p Meeuwen),
verkoud:
ig ben verkaud (L364p Meeuwen),
vərkaut (L364p Meeuwen)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
dich ziltst n kau kriegen (L364p Meeuwen),
ich həm einə kauw op də borst (L364p Meeuwen)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21281 |
verkwisten |
vergooien:
vergooien (L364p Meeuwen),
verkwisten:
verkwisten (L364p Meeuwen)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlegen zijn (L364p Meeuwen),
vərlēͅgə (L364p Meeuwen),
vərléégə (L364p Meeuwen)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)] || verlegen
III-1-4
|
19888 |
verlichting |
licht:
leecht (L364p Meeuwen)
|
verlichting
III-2-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
vərle.zə (L364p Meeuwen),
vərlĕzə (L364p Meeuwen)
|
Verliezen. [ZND m]
III-3-2
|
19338 |
vermaak |
amusement:
amusement (L364p Meeuwen),
amyzəmeͅnt (L364p Meeuwen)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|