id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25091 | vermengen | mengen: miŋə (Meeuwen) | in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)] III-4-4 |
20813 | vermicelli | vermicelle (fr.): men hoort ook vermesjöl fermesjöl (Meeuwen) | vermicelli III-2-3 |
18853 | vermoeden | denken: denken (Meeuwen), vermoeden: vərmudə (Meeuwen) | het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)] III-1-4 |
23249 | verplichte feestdag | geboden feestdag: geboden do zeer veer gebūje feestdaag (Meeuwen) | Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3 |
18899 | verplichting | moeten: te moeten (Meeuwen), verplichting: vərplextiŋ (Meeuwen) | het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)] III-1-4 |
20576 | verschaald | verschaald: versjaalt (Meeuwen), verschaald vəršālt (Meeuwen) | verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)] III-2-3 |
20644 | verschalen | verschalen: vərša.lə (Meeuwen), verzwartselen: Este di-j pi-jntsj beer neet wi-jer ûtdrinks, geit ze verzwatsele verzwatsele (Meeuwen) | verschalen o.a. van drank || verschalen: door lang staan geur en kracht verliezen III-2-3 |
25090 | verschieten | verschieten: vərše.tə (Meeuwen) | anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)] III-4-4 |
21666 | verschuldigd zijn | in het krijt staan: in ⁄t krijt staan (Meeuwen) | verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)] III-3-1 |
22434 | versieren (met bloemen) | sieren: sieren (Meeuwen), Ze hebben schoon gesierd voor de processie. se.rə (Meeuwen), versieren: verse.rə (Meeuwen) | Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Sieren. || Versieren. III-3-2 |