19712 |
vork |
chette:
šeͅt (L364p Meeuwen),
fourchette:
fəršeͅt (L364p Meeuwen)
|
vork || vork (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
25202 |
vorst, het vriezen |
vreer:
de vrèèr (L364p Meeuwen),
vrēͅr (L364p Meeuwen)
|
vorst, het vriezen
III-4-4
|
29897 |
vorstpan |
rieten vorstpan:
rētǝ vorstpán (L364p Meeuwen),
vorstpan:
vorstpán (L364p Meeuwen
[(id)]
)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
24397 |
vos |
vos:
voͅs (L364p Meeuwen)
|
vos
III-4-2
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vűs (L364p Meeuwen)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
18279 |
vouw |
plooi:
pluuj (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
ply.i (L364p Meeuwen),
vouw:
va.uw (L364p Meeuwen)
|
de vouw in de broek [N 59 (1973)] || plooi || vouw
III-1-3
|
21149 |
vrachtwagen |
camion (fr.):
kamijo (L364p Meeuwen),
kamijon (L364p Meeuwen),
ps. omgespeld volgens RND!
kamijōͅ (L364p Meeuwen)
|
camion || een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19341 |
vreugde |
deugd:
deugd (L364p Meeuwen),
lol:
lol (L364p Meeuwen),
loͅl (L364p Meeuwen),
plezier:
plezier (L364p Meeuwen),
pləzēͅr (L364p Meeuwen)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kameraad (L364p Meeuwen),
kaməro.t (L364p Meeuwen),
kamərōͅt (L364p Meeuwen)
|
vriend [RND] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20220 |
vriend, kameraad |
vriend:
vrînt (L364p Meeuwen)
|
vriend
III-2-2
|