e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zure haring opgelegde haring: opgelàgde hîêring (Meeuwen), rolmops: rolmops (Meeuwen) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zooi: zoͅaj (Meeuwen), ik heb de zooi"(het zuur, een oprisping)  zooi (Meeuwen) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring, groente zulker: zelkər (Meeuwen), zurkel: zirkel (Meeuwen), zurkel (Meeuwen) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster zuster: zustər (Meeuwen) zuster III-2-2
zuurdesem desem: deisem (Meeuwen, ... ), dɛi̯səm (Meeuwen) desem || desemzuur || zuurdesem III-2-3
zuurkool zuurmoes: zoormoos (Meeuwen, ... ) ingemaakte witte kool [Goossens 2c (1963)] || zuurkool III-2-3
zwaaien zwingelen: zwiŋələ (Meeuwen) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zwaaihaak zwaaihaak: zwojhoǝk (Meeuwen), zwājhǭk (Meeuwen) Winkelhaak waarvan handvat en veer ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten. Zie ook afb. 5. [N 30, 13c; monogr.] II-9
zwaar paard bonk: bu.ŋk (Meeuwen) Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b] I-9
zwabber aftrekker: āftreͅkər (Meeuwen), mops: gelijkend op een keerborstel, maar met gevlochten, katoenen franjes om de vloer mee aan te vegen  mòps (Meeuwen), opnemer: opnemer op de aftrekker (Meeuwen) Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)] || schoonmaakgerief || werktuig dienende om het water van de vloer af te trekken III-2-1