e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deuk in een hoed dumpel: B.v. Een dimpel in den hoed. [klankwettige ontronding]  dimpəl (Meeuwen) deuk III-1-3
deur deur: dīǝr (Meeuwen), De köns hèèr gemekkelik ònder ein diêr duurtrèkke: zo mager is ze  diêr (Meeuwen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur II-9, III-2-1
deurknop, deurklink klink: kleŋk (Meeuwen), klink (Meeuwen, ... ) klink || Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1
deurkruk, deurklink klink: kleŋk (Meeuwen) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurwaarder deurwaarder: ps. omgespeld volgens RND!  dīrwa͂rdər (Meeuwen) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
diarree aan de schijt zijn: aan de schijt zijn (Meeuwen), dunne, de -: dinə (Meeuwen), schijt: ṣi.t (Meeuwen) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] I-11, III-1-2
dief dief: dēf (Meeuwen), schelm: šelm (Meeuwen) dief [ZND 23 (1937)], [ZND m] III-3-1
dienst dienst: deenst (Meeuwen) dienst III-1-4
dienstplicht moeten doen binnen moeten: ps. omgespeld volgens RND!  benəmutə (Meeuwen) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep diep: dēp (Meeuwen) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1