18799 |
domme man |
dommerik:
domərek (L364p Meeuwen),
limpes:
himpus (L364p Meeuwen),
Wellicht heeft het te maken met lòmp
limpus (L364p Meeuwen),
stommerik:
stommerik (L364p Meeuwen),
stomərek (L364p Meeuwen)
|
dommerik || een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
dompələ (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
in het water steken:
in t water stēͅkə (L364p Meeuwen),
in ⁄t water stēͅkə (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
24310 |
donderbeestje |
donderbeestje:
donərbīzəkə (L364p Meeuwen),
dònnerbiêsje (L364p Meeuwen)
|
donderbeestje
III-4-2
|
25120 |
donderen |
donderen:
donnəren (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25122 |
donderslag |
donderslag:
hómmalsjaor: donder en regen.
dónnər slààch (L364p Meeuwen),
helle slag:
hèllə slààch (L364p Meeuwen)
|
hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
donderlucht:
donderlucht (L364p Meeuwen),
onweerslucht:
ónwéérslòcht (L364p Meeuwen)
|
lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
donner (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
doͅnər (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
duisteren:
distərə (L364p Meeuwen)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
duŋkəl (L364p Meeuwen)
|
niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
duivelshaar:
di-jvelshoar (L364p Meeuwen),
dievelshoar (L364p Meeuwen),
divəlshōͅr (L364p Meeuwen)
|
dons [ZND 35 (1941)] || dons v jonge vogels || donshaar bij jonge vogels
III-4-1
|