32747 |
een geerakker ploegen |
kortvoorden:
[kortvoorden] (L364p Meeuwen)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
here (L364p Meeuwen),
hērə (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren
III-2-1
|
30049 |
een huis uitzetten |
afpalen:
āfpǭlǝ (L364p Meeuwen),
uitpalen:
ű̄tpǭlǝ (L364p Meeuwen)
|
De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.]
II-9
|
20508 |
een kater hebben |
een kater hebben:
een kater hebben (L364p Meeuwen)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30125 |
een keldergewelf maken |
(een) kelder welven:
nǝ kalǝr wɛlǝvǝ (L364p Meeuwen),
dekken:
dękǝ (L364p Meeuwen)
|
Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.]
II-9
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
op de nek pakken:
op de nek pakken (L364p Meeuwen)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dabə (L364p Meeuwen)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
moeilijk:
dè¯s eine hiêl mooilike mins viêr möt òm te goan
mooilik (L364p Meeuwen)
|
lastig (ivm. karakter)
III-1-4
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
een vies gezicht trekken:
een vies gezicht trekke (L364p Meeuwen),
grijnzen:
grensə (L364p Meeuwen)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
22474 |
een list gebruiken |
foetelen:
foetelen (L364p Meeuwen),
zeuren:
zeuren (L364p Meeuwen)
|
Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|