19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
Det is eine fetsunleke minsch (L364p Meeuwen),
fətsuunlək (L364p Meeuwen)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)] || fatsoenlijk
III-1-4
|
19670 |
fauteuil |
clubzetel:
kløbzēͅtəl (L364p Meeuwen),
zetel:
zēͅtəl (L364p Meeuwen)
|
gemakkelijke, brede zetel || zetel, fauteuil
III-2-1
|
24144 |
fazant |
fazant:
fəzant (L364p Meeuwen)
|
fazant
III-4-1
|
22431 |
feest |
feest:
feest (L364p Meeuwen),
fiest (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
Een feest vieren.
fi.st (L364p Meeuwen),
kermis?:
kermis (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)] || Feest. || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
22511 |
feest bij de ondertrouw |
ondertrouw:
ondertrouw (L364p Meeuwen)
|
Het feest bij de ondertrouw [hoog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23275 |
feestdag van sint-maarten |
sint-maarten:
sint marten (L364p Meeuwen)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
22432 |
feesten |
feesten:
feesten (L364p Meeuwen),
fi.stə (L364p Meeuwen),
fiesten (L364p Meeuwen),
feestvieren:
fi.stve.rə (L364p Meeuwen),
vieren:
vieren (L364p Meeuwen)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Feesten. || Feestvieren.
III-3-2
|
21127 |
fiets |
velo:
de vilo (L364p Meeuwen)
|
Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21138 |
fietsen |
rijden:
ps. omgespeld volgens RND!
rijə (L364p Meeuwen)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18121 |
fijt |
fijt:
fi.t (L364p Meeuwen),
fiet (L364p Meeuwen)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] || nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|