18021 |
fluim |
fluim:
flum (L364p Meeuwen)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flȳr (L364p Meeuwen),
vlūr (L364p Meeuwen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.):
fly.rə (L364p Meeuwen),
velours (fr.) boks:
ein vlurə bōks (L364p Meeuwen)
|
(fluwelen) || een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwikmɛ̄r (L364p Meeuwen),
veulensmeer:
vīǝ.lǝsmē̜.r (L364p Meeuwen)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
zoog:
zūi̯.x (L364p Meeuwen)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fuŋkələ (L364p Meeuwen)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinchgeld (L364p Meeuwen),
drinkgeld (L364p Meeuwen),
pree (<fr.):
pree (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] || fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
lots:
syn. tuter
lòts (L364p Meeuwen)
|
fopspeen
III-2-2
|
21556 |
fortuin maken |
buit maken:
Hij zal buit maken (L364p Meeuwen)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
hennenbeer:
hinnebieren (L364p Meeuwen),
hinnebiêre (L364p Meeuwen)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|