e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
franje franjel: fra.nəl (Meeuwen) franje: afhangende draad III-1-3
frankrijk frankrijk: Vée hemmen in Frankriek gezèten (Meeuwen) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fris weer fris: fris (Meeuwen), kouwig: kouwig (Meeuwen) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fronsen fronsen: fronsə (Meeuwen) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit bewaren laten rijp worden: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  laote riep wēēren (Meeuwen) leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] III-2-3
fruit eten snatsen: snaatse (Meeuwen) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruit, slechte kwaliteit kraatsel: kraatsel (Meeuwen) fruit, slecht, minderwaardig — I-7
fundament betonvoet: bǝtoŋvōǝt (Meeuwen), fondament: fynǝmɛnt (Meeuwen), fǫndǝmɛnt (Meeuwen), voet: vōǝt (Meeuwen) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
fundament van de schoorsteen schouwvoet: šő̜wvo.ǝt (Meeuwen) Het metselwerk waarop de schoorsteen rust. Een fundament voor een meestal buiten de muur liggende schoorsteen opmetselen werd in Q 121 'een console uitmuren' ('eŋ kǫnsǫl ūsmūrǝ') genoemd. [N 32, 25b; monogr.] II-9
funderingssleuven uitsteken fondamenten uitgraven: fondamɛntǝ ȳt˲grāvǝ (Meeuwen) Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.] II-9