25381 |
de slokdarm afsluiten |
strot afbinden:
strōt afbeŋǝ (L265p Meijel)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|
33926 |
de staart couperen |
zwensen:
zwɛnsǝ (L265p Meijel)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
27825 |
de stok vrijmaken |
(de) stok vrijmaken:
dǝ stǫk vręjmākǝ (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Eisden])
|
De steenkool ter breedte van de galerij en over voldoende diepte wegnemen. De invuller uit Q 33 merkt daarover op dat men deze term op de mijn Emma tot ongeveer 1958 gebruikte. [N 95, 392; monogr.]
II-5
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opstoten:
ǫpstuǝtǝ (L265p Meijel)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
də stuuppə hébbə (L265p Meijel),
stuiptrekken:
stuiptrekke (L265p Meijel)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel dekken:
de toffel dekke
de tóffəl dekkə (L265p Meijel),
dekken:
dèkke (L265p Meijel),
tafel dekken:
toffəl dékkə (L265p Meijel)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
24036 |
de toog aankrijgen |
de kleren aankrijgen:
də kliər ɛnkrīgə (L265p Meijel)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24037 |
de toog aankrijgen: toga |
toog (<lat.):
toog (L265p Meijel)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25640 |
de tweede keer bakken |
drogen:
dryǝgǝ (L265p Meijel)
|
Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63]
II-1
|
22136 |
de vastgestelde tijden aflezen |
aflezen:
aflēͅzə (L265p Meijel)
|
het aflezen van de vastgestelde tijden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|