e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afmaken afwerken: afwę̄rǝkǝ (Meijel) Het afwerken van de schoen; de laatste handelingen voor het uitleesten; het in model brengen en gladmaken van de kanten en de zool; het uitpoetsen, in het zwart zetten, met was inbranden en ophalen van de schoen. [N 60, 131a] II-10
afpassen met de voet, aftreden aftreden: aftrééje (Meijel), aftrééjə (Meijel) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afpersen afpersen: afpɛrsǝ (Meijel) Het kledingstuk voor de laatste keer zoveel als nodig is persen. [N 59, 82] II-7
afpuimen in de verf schuren: en dǝ vɛ̄rǝf šūrǝ (Meijel) Een verflaag afschuren met behulp van een stuk puimsteen. Afpuimen vindt bijna uitsluitend toepassing bij een verflaag op nieuw hout en op een eerste menie-verflaag. Het dient om onzuiverheden in de verflaag, houtvezels etc. te verwijderen. Zie ook het lemma 'Puimsteen'. [N 67, 70c] II-9
afraffelen afraffelen: afrafələ (Meijel), afratelen: afrattelen (Meijel) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3
afranden rand maken: rant mākǝ (Meijel) Het vlechten van de bovenste rand van de mand. [N 40, 67] II-12
afremmen stilzetten: stelzetǝ (Meijel) De molen afremmen door middel van de vang. [N O, 13a] II-3
afrikaantje afrikaan: àfrĭĕkaan (Meijel), afrikaantje: -  afrikaantjes (Meijel), eigen spellinsysteem  afrikaantjes (Meijel), stinkertje: stinkərkə (Meijel), eigen spellinsysteem  stinkerkus (Meijel) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)], [N 73 (1975)], [N 92 (1982)] III-2-1
afrit afrit: afrit (Meijel, ... ) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afschampen half geraakt: half gǝrakt (Meijel), ketsen: kɛtsǝ (Meijel) Door afketsen van de kogel of door verkeerd schieten van de slachter kan het gebeuren dat de kogel niet helemaal in de kop doordringt. Zo kan de kogel terugketsen als het varken te dik is. En als de patroonhuls, de kardoes, te nat is of de patroon te slap, kan het schot ook mislukken. [N 28, 8; monogr.] II-1