21969 |
een klein plankje als zitplaats voor de duif |
plankje:
plènkske (L265p Meijel),
stekje:
stɛkskə (L265p Meijel),
zitstok:
zitstok (L265p Meijel)
|
een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28628 |
een koningin opzetten |
aannemen:
ɛnnēmǝ (L265p Meijel)
|
Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.]
II-6
|
27923 |
een kophout plaatsen |
(een kophout) zetten:
zetǝ (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Een voorlopige ondersteuning plaatsen tijdens de winning van een koollaag. Zie voor het object "kophout", "kopstijl" etc. het lemma Kophout. [N 95, 492; N 95, 291]
II-5
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
ən krøsjkə gēͅvə (L265p Meijel),
zegenen:
zeigene (L265p Meijel)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruisje maken:
krøsjkə mākə (L265p Meijel),
het brood zegenen:
et broejd zeigene (L265p Meijel)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
en kruus maake (L265p Meijel),
zich zeigene (L265p Meijel),
ən krøsjtiəkə mākə (L265p Meijel)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dabbe (L265p Meijel),
een gat maken:
ən gaat maakə (L265p Meijel),
graven:
graven (L265p Meijel)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
kommerlijk:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
kummelik (L265p Meijel),
kŭŭmmələk (L265p Meijel)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
grijnzen:
greenzje (L265p Meijel)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20178 |
een miskraam krijgen |
omgeslagen:
eumgeslagen (L265p Meijel),
omgeslagen (L265p Meijel),
omslaan:
eumslao (L265p Meijel)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|