20046 |
eendagsbloem (tradescantia virginiana l.) |
eendagsbloem:
eigen spellinsysteem
ééndagsbloem (L265p Meijel)
|
Eendagsbloem (tradescantia virginica). De bloemen van deze plant lijken op die van de lelie, door het bezit van een afzonderlijke, groene, driebladige kelk en een gekleurde, eveneens driebladige kroon. De stengel van deze plant is rechtopstaand, de blader [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24853 |
eenjarige plant |
eenjarige plant:
énjèùrigə plànt (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u: planten, door zaaien vermeerderd, met een levensduur van 6-8 maanden (uitzonderingen daargelaten!) (éénjarige planten) [N 73 (1975)]
III-4-3
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
driejarige:
dręjø̜rǝgǝ (L265p Meijel),
eenjarige:
ęnjø̜rǝgǝ (L265p Meijel),
overjarige:
ø̜vǝrjø̜rǝgǝ (L265p Meijel)
|
Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.] || Vergelijk ook het lemma SCHAAP (2.1.1). [schaap met 6 tanden; heeft de mond vol]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
brabantse ploeg:
brābantsǝ [ploeg] (L265p Meijel),
hondsploeg:
hon(t)s[ploeg] (L265p Meijel),
rondteelploeg:
ronttø̄lplux (L265p Meijel)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
bedeesd:
bedeesd (L265p Meijel),
gewoon:
gəwoon (L265p Meijel)
|
zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
hut:
hut (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
hutje:
hutjə (L265p Meijel),
keet:
kiejət (L265p Meijel),
dreihe hut
kiet (L265p Meijel)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
allîen (L265p Meijel),
(u van hut).
uliën (L265p Meijel),
allenig:
allenig (L265p Meijel)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
eer aan de vader:
ērɛndəvādər (L265p Meijel)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23654 |
eerherstellende communie |
maandstonde:
maandstonde (L265p Meijel)
|
Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
eerlijk (L265p Meijel),
erlek (L265p Meijel),
erlik (L265p Meijel),
érlək (L265p Meijel),
oprecht:
opregt (L265p Meijel)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)] || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|